Ik deed iets nieuws deze week. Of misschien is het juist iets ouds. Ik ging naar het Stadsklooster Groningen. En dat klinkt alsof het een plek is, maar eigenlijk is het meer een groepje mensen, een initiatief, een activiteit. Elke dag is er tussen vijf en zes een korte viering, een samenzijn, een soort getijdengebed.
Ik had er vorig jaar al eens over gehoord en het maakte me nieuwsgierig. Maar eerst had ik een kring en een band en een groepje Reisgenoten, en toen een poosje heel bewust niks van dat alles. En nu kwam het weer in mijn gedachten, herinnerde iemand anders mij eraan, en dacht ik, ja, ik ben wel benieuwd. Ik vroeg aan een vriendin of ze mee wilde (of eigenlijk twee), maar dat kon pas volgende week en ineens besloot ik dat ik misschien wel alleen zou durven. Wat houdt me tegen?
Dus ik ging. Met van tevoren een heel klein beetje buikpijn, want toch wel spannend. Maar ik ging.
Ik hing mijn jas op, ging de zaal binnen, praatte wat met iemand, ik keek even toe, ik ging zitten. Op een van de acht keurig klaar gezette stoelen. (We waren met z’n zevenen, ik denk niet dat die laatste stoel bewust voor Elia vrijgehouden was, maar het moest zo zijn denk ik :-)) Degene waarmee ik had gepraat bleek de liturg te zijn die dag, hij nam het woord. Verder nog een internationale student (denk ik), en nog een handvol vriendelijke mensen, een paar generaties ouder dan ik. We volgden een soort liturgie, netjes in een mapje. Een paar woorden, een lied, een gedicht, nog een lied. Een tekst en toen tien minuten stilte. Er werden wat gedachten uitgewisseld. Er waren kaarsen. Nog een lied, een kaars werd doorgegeven. Afsluitende woorden, als zegen. En toen koffie.
Het was mooi. Verstild. Door al die nieuwe indrukken ben ik de meeste woorden en liederen vergeten, ze waaiden soms een beetje langs me heen. Soms werd ik me daar even bewust van en dacht ik, ‘o ja. Dat is hoe het altijd gaat zo’n eerste keer. Bij mij in elk geval. Dat is niet erg.’ En een paar mooie flarden zijn gelukkig blijven hangen. Woorden als ‘Orden mijn chaos’ en ‘Beperk mijn woordenstroom’ en ‘Dooradem mij’.
Het was geordend. Alles had zijn vaste plek, een vast moment. En toch, ruimte. Alsof de vorm vast lag, maar de inhoud open. Dat vond ik mooi.
En er was dus een moment van stilte, tien minuten. Een meditatie. Gewoon stil. Je kon nadenken over de tekst die daarvoor gelezen was, over vriendelijkheid. Of je kon naar een kaars kijken of naar een icoon, je kon je ogen sluiten, je gedachten als wolken voorbij zien drijven.
‘Tien minuten stilte, dat komt niet zo vaak voor in het dagelijks leven…’ zei een meneer die ik naderhand nog even sprak. Waarop hij vervolgde ‘…weldadig vind ik het’. En dat bleef bij mij dan weer hangen. Ik ken maar weinig mensen die het woord weldadig zouden gebruiken, maar ik had het niet raker kunnen zeggen. Het was dezelfde meneer die met die zinnen hieronder kwam. Gedachten die hij uitsprak, die door mijn hoofd bleven dwarrelen en uiteindelijk in mijn notitieboekje belandden. Aan inspirerende woorden geen gebrek.
Ja, het was mooi. Of misschien moet ik zeggen: Het was. Ik was. We waren er. Daar, zomaar wat mensen, bijna willekeurig bij elkaar geraapt. En ik kan redenen bedenken waarom het wel of juist niet was waar ik op hoopte of waar ik naar op zoek was, maar dat hoeft eigenlijk niet.
Ik zou zomaar nog eens kunnen gaan.

Wat bijzonder zo een ervaring. Tien minuten stilte kan ik me weinig bij voorstellen, zelfs als ik mediteer is er nog het geluid van mijn vriend zijn computer of iemand op de trap.