En hoe het dan toch ook ineens als een lichtglimp bij donkere hemel weer terug kan zijn:
Het vertrouwen, de moed, plezier.
De hele dag al kwijt ik wanhopig op zoek elk laatje in mijn achterhoofd uitkammend het spoor terugvolgend naar waar ik het voor het laatst voelde de broodkruimels die ik eerder achterliet, verdwalend met grote moeite de ene voor de andere op de tast –
Het volgende moment wordt me een liedje voorgeshuffeld dat argeloos de last van mijn schouders laat vallen zonder uitleg mijn hart teruggeeft
Ik snap er niks van blijkbaar hoeft dat niet ik dans weer.
Ja, het leven is een soort je laten vallen. Eng en groots. Het erop wagen, de gok nemen.
En als je ergens nog vasthoudt, dan hang je. Dan blijf je hangen in wantrouwen, in verzet. Dat moment voor de overgave is het moeilijkst. Hoe langer je het volhoudt, des te zwaarder het wordt.
Het punt is dit: Je móet je overgeven, loslaten, wil je ervaren dat je opgevangen, gedragen wordt. Zonder de overgave ga je het niet weten.
Je moet de gok wagen. Anders raak je verkrampt.
En tegelijkertijd: Dat je opgevangen wordt wil niet zeggen dat je niet gewond zult raken. Je raakt gewond, hoe dan ook. En toch zul je ook daarin leven kunnen vinden dat de moeite waard is.
Zo hé, maart. Het was me wat. Ik geloof dat het een naar-binnen-keermaand was. Maar ook weer niet helemaal. Het was een maand van soms even tegen een muur lopen, maar dan uiteindelijk altijd toch een raam of zelfs een deur in die muur ontdekken. En er waren zelfs momenten dat alle muren even wegvielen. Hallo leven, wat ben je groot.
De maand begon met iets dat ik spannend vond. Na een lange aanloop en veel stress in de voorbereiding, ging het van een leien dakje. Blijkbaar hoefde ik alleen maar af te rekenen met de spoken in mijn hoofd – in het echt kwam er geen spook aan te pas. Het was zo’n ervaring die iets verschoof in mijn binnenste. Hoi deur in muur. Ik kon er gewoon doorheen. Nieuwe ruimte.
Februari, wat was je nieuw. Niet fonkelend stralend spectaculair nieuw, maar gewoon rustig borrelend en broeiend nieuw. Zoals buiten. Nog geen over de top bloesemfeest, maar het nieuwe van de lente hangt toch echt al onmiskenbaar in de lucht.
Ik luisterde er een podcast over. Over het nieuwe van februari, om ons en in ons. En hoe de uitnodiging niet is om al het nieuwe leven de grond uit te trekken, maar hoe we worden uitgenodigd om het zachtjes te koesteren, te beschermen en te voeden. Zodat het wortel kan schieten.
Die podcast kwam op het juiste moment. Ik luisterde ‘m in een week waarin mijn agenda angstaanjagend leeg was, en in plaats van ‘m zo gauw mogelijk te vullen, besloot ik van de rust en ruimte gebruik te maken. Ik mijmerde veel die week. Ik voelde. Ik vroeg me nieuwsgierig af wat voor nieuws er bij mij onder de grond aan het ontkiemen is. Hoe het eruit ziet weet ik nog niet, maar ik kan me er wel op afstemmen en mijn oren en ogen openhouden. Ik maakte een moodboard met alles wat deze tijd mijn naam fluistert. Woorden, beelden, sferen die zachtjes aan me trekken, die mijn hart sneller laten kloppen, die ergens diep in me iets aanraken. Het was fijn om er bij stil te staan. Wie weet wat eruit groeit.
Ik genoot van de zon. Van buiten op de tuinbank mijn boterham opeten. Soms een boek erbij, of juist het gezelschap van Floris. Het is nog koud, maar met een sjaal en extra vest kan het net, besloot ik.